Kennisbank
Bijbelkennis

7. Belijdenis van zonden

Deze post is deel 7 van 10 in de serie Het Evangelie van het Koninkrijk

4 Johannes kwam in de woestijn en doopte en predikte een doop van bekering tot vergeving van zonden.

5 En heel het Judese land en de inwoners van Jeruzalem liepen naar hem uit; en zij werden allen door hem gedoopt in de rivier de Jordaan, terwijl zij hun zonden beleden.

6 En Johannes was gekleed in kameelhaar en had een leren gordel om zijn middel, en hij at sprinkhanen en wilde honing.

Markus 1

Wie vergeving wil krijgen, moet erkennen dat vergeving nodig is. Vele, vele mensen die naar de preek van Johannes luisterden, deden ook wat hij zei. Ze bekeerden zich, toonden berouw, en beleden hun zonden. Daarop werden ze gedoopt en kregen ze vergeving van hun zonden.

Zonde betekent letterlijk: je doel missen.

Je zegt misschien: “Ik leef toch netjes? Waarom heb ik vergeving nodig?” Ok. Denk even mee. Dwazen zeggen in hun hart: God bestaat niet. En God keek uit de hemel naar de mensen en vroeg Zich af of er nog iemand was die naar Hém keek. Maar Hij constateerde: er is er niet één die goed doet! (Psalm 14).

Snap je dat? Nee? Dan gaan we een stapje verder. God is volmaakt, toch?

Wie kan bij God in de buurt komen? Wie zal bij God wonen? Alleen als je ook volmaakt bent in wandel en rechtvaardig in je doen (Psalm 15). Kun jij zeggen: ik ben een volmaakt mens? Iedereen weet toch: niemand is volmaakt. Geen mens! Hoe kan dan een onvolmaakt mens toch in de buurt komen van een volmaakte God? Dat is de goede vraag!

Daarom beleden de mensen bij Johannes de Doper hun zonden. Daarmee zeiden ze: we zijn niet volmaakt. We hebben verkeerd gedaan en gedacht. En daarna werden ze gedoopt en kregen ze vergeving van zonden.

Wat zou jij moeten belijden?

Serie navigatie