Freedom to learn (2)

Onderwijzen is naar mijn mening een sterk overschatte functie.

We schrijven 1969. “Steeds weer heb ik erop gewezen dat, als we burgers willen hebben die opbouwend kunnen leven in deze caleidoscopisch veranderende wereld, dit alleen mogelijk is als we bereid zijn hen te laten opgroeien als spontane, op eigen initiatief lerende mensen. Tenslotte was het mijn bedoeling om aan te tonen dat dit soort lerende zich voor zover wij weten het best kan ontwikkelen in een groeibevorderende, begeleidende relatie met een persoon.(Rogers, 1973, p. 113)

In een eerdere blog beschreef ik al de actualiteit van Rogers’ boek “Learning in freedom”. Toen ik het bovenstaande citaat las, dacht ik aan de stadstafel die de Gemeente Utrecht vorige week over het Voortgezet Onderwijs organiseerde. Ruim honderd mensen, van allerlei kunnen en willen, bespraken daar de centrale vraag wat het VO nodig heeft om kinderen voor te bereiden op de 21e eeuw. ‘Alles’ komt in dergelijke gesprekken weer langs: meer nadruk op vaardigheden (welke dan?) en de verhouding kennis-vaardigheden. Persoonlijker onderwijs door te personaliseren, en dat moet weer weergegeven worden in een portfolio. Per vak examen kunnen doen op het niveau dat bij je past. Aansluiten bij talenten van leerlingen. Uit leerlingen halen wat er in zit (wat zit er dan in?). En er waren zelfs leerlingen bij die vonden een betere relatie met docenten noodzakelijk. Paul Rosenmöller vatte aan het einde van de bijeenkomst scherp samen: dat we het hierover hebben, betekent ook dat we het missen! Hij kon gelukkig ook melden dat de VO-raad ook voor flexibilisering van de examinering is en dat er naast je diploma ook een document waarin je competenties en zo staan.

Ik vond het een mooie bijeenkomst, maar bespeurde bij mezelf ook enig scepticisme. Nu is het kraken van kritische noten natuurlijk sterker als je ook met oplossingen komt. Het spijt me. Was het maar zo makkelijk. We snakken blijkbaar naar ‘freedom to learn’, maar we weten (durven) dat geen vorm te geven? Komt dat doordat de oplossingen het binnen ‘het systeem’ vinden. Zoals een Amerikaanse collega verwoordt: Sustaining Outdated Practices Will Not Transform Schools.

“When one looks at education in general there is very little change from over 150 years ago. Back then the education system was designed to serve an industrialized world that was in desperate need of skilled factory workers. What resulted was the quick development of a system to educate as many students as possible in a fashion that was cheap and easy.”

Het is dus ook nog niet eens een typisch Nederlands probleem!

In 2011 hield ik mijn schoolteam een verhaal voor over het onderwijs op onze school richting 2015: Feel the Future. Prezi was net in opkomst. De mogelijkheid om tijdens het verhaal via laptop op een poll te reageren liet de monden open vallen, zeker toen de poll realtime op het scherm verscheen. Gebruik makend van de analyse van Thomas Friedman: de wereld is plat, die tien ‘platmakers’ beschrijft, zoals outsourcing, offshoring, insourcing en het internet, ontstond een beeld van een platte wereld waarin gelinkt zijn cruciaal is. Zelden waren de reacties op mijn verhaal zo uiteenlopend. De leerlingen die voor deze bijeenkomst de techniek bedienden, twitterden enthousiast over deze presentatie (echt 2011 :)), verschillende collega’s vroegen naar prezi, maar de discussie werd vooral gevoerd of we ‘dit allemaal wel zouden moeten willen’? Daar was het onderwijs toch zeker niet voor bedoeld?

Nee, zegt Rogers, het onderwijsdoel moet zijn: bevordering van het veranderen en het leren. Onderwijzen en het overdragen van kennis hebben volgens hem alleen zin in een omgeving die niet aan verandering onderhevig is. En verandering is het continuüm van deze wereld. De medicus Hans Selye die het General Adaptation Syndrome beschreef, verwoordde het kernachtig: Adaptability is probably the most distinctive charasteristic of life.

Adaptability, aanpassingsvermogen, dat is het vermogen waarmee je leert omgaan met je omgeving. Nee, dat is deel kunnen uitmaken van die omgeving. Dat is interacteren in die omgeving. Zodat je leert om je aan te passen aan de omgeving, dan wel dat je leert om je omgeving aan jou aan te passen. Daarvoor moet ook je jezelf leren kennen. En dat kan weer alleen in relatie tot je omgeving. In het onderwijs horen daarom vitale relaties en interactie centraal te staan. Partnerschap, ontmoeting, en ontwikkeling. Voortdurend. Want vitale relaties, vitale scholen.

Rogers begreep dat al in 1969: “Ik kan alleen maar hartstochtelijk zijn in mijn verklaring, dat de mens meetelt, dat interpersoonlijke relaties belangrijk zijn, dat we iets weten over het vrijmaken van menselijk potentieel, dat we er veel meer over te weten kunnen komen en dat als we geen sterke, positieve aandacht gaan schenken aan de menselijke, interpersoonlijke kant van ons onderwijsdilemma, onze beschaving op weg is naar haar ondergang.” (p. 111)

Dat zijn krasse woorden. Maar dat mag ook voor een krasse ‘zestiger’.

Rogers, Carl, R. (1973). Leren in vrijheid. Oorspronkelijke titel: Freedom to learn (1969). Haarlem: De Toorts.

Geef een reactie