Kennisbank
Bijbelkennis

Doof in Dekapolis (7)

36 En Hij gebood hun dat zij het tegen niemand zouden zeggen; maar wat Hij hun ook gebood, zij verkondigden het des te meer.

Markus 7

Je mond houden.

Ja, dat is toch merkwaardig! Wie kan nu zijn mond houden over dit wonder? Waarom moet iedereen dan hierover zwijgen? Tegen wie moeten ze hun mond houden? We hebben al gezien dat Jezus in gelijkenissen ging spreken (nr. 4), en dat ook deze man uit de menigte gehaald werd. In Dekapolis was de Heere Jezus al eerder geweest (Markus 5:1-20). Daar had Hij een man genezen die bezeten was door vele demonen. Maar toen had men Jezus gevraagd om te vertrekken uit hun land. Want Zijn komst bracht te hoge kosten met zich mee. Jezus had de demonen toegestaan om de zwijnen te varen. Die lieten zich toen van de klif af vallen in de zee. Honderden varkens verdronken door Zijn toedoen. Ja, tegen deze mensen spreken zou parels voor de zwijnen zijn. Mondje dicht dus.

Er is nog een reden. Stel er komt een kind aan je deur en je geeft het een rol snoep en o ja, ook een verhaal uit de kinderbijbel. Je zegt er bij: niet doorvertellen hoor! Anders krijg ik straks alle kinderen van de buurt aan de deur. Maar ja, dat was tegen dovemansoren gezegd en binnen korte tijd komt de hele buurt langs om een rol snoep. Wat denk je, komen de kinderen voor de rol snoep of voor jou? Komen ze voor de gave of voor de gever? En natuurlijk geef je ieder kind een rol snoep én een Bijbelverhaal. Wat denk je? Waar vind je waarschijnlijk de meeste Bijbelverhalen? Ja, op de grond.

Maar ze hielden hun mond niet. Gelukkig niet. Zo zijn wij het ook te weten gekomen. En? Gaat het bij jou om de gave of om de Gever?